Bij het toezicht houden en handhaven van de Wabo zijn veel overheidsorganisaties betrokken, die ieder vanuit hun eigen beleid, deskundigheid en kwetsbaarheid invulling geven aan hun taak. In het verleden voerden de inspectiediensten ieder afzonderlijk hun taken uit. Samenwerking tussen deze organisaties bij toezicht, handhaving en strafrechtelijke opsporing kwam vooral op het niveau van individuele casussen voor, maar gemeenschappelijke uitvoeringsprogramma’s waren er niet of nauwelijks.
In Oost-Nederland (Gelderland en Overijssel) is een begin gemaakt met het herijken van de samenwerking tussen alle partners op het gebied van milieu- en bouwtoezicht, -handhaving en opsporing. Er is gezocht naar een aanpak die een lange termijn perspectief geeft voor aan de samenwerking, structureel van aard is en ingebed kan worden in de uitvoeringsprogramma’s van de verschillende organisaties. Een gezamenlijke analyse van de milieurisico’s en het stellen van prioriteiten vormen de basis voor het opzetten van de samenwerkingsstructuur. Om hier invulling aan te geven is door de betrokken partners het ‘Dreigingsbeeld Wabo Oost-Nederland’ opgesteld.
Het ‘Dreigingsbeeld milieu Gelderland’ vormt het uitgangspunt voor een effectieve samenwerking tussen de verschillende handhavings- en opsporingsinstanties. Op basis van het dreigingsbeeld worden samenwerkingsprojecten gedefinieerd en afspraken gemaakt over de uitvoering van deze projecten. Hiermee levert het dreigingsbeeld input voor het uitvoeringsprogramma van de betrokken organisatie en voor ketentoezicht, zodat capaciteit en middelen door de partner-organisaties gereserveerd worden. Op deze manier worden de (uit te voeren) werkzaamheden van de organisaties op elkaar afgestemd en wordt de samenwerking bevorderd.
Voor het opstellen van het dreigingsbeeld worden enkele fasen onderkend. In het schema zijn deze fasen weergegeven.
In fase 1 worden de Wabo-dreigingen geïnventariseerd. Per dreiging wordt een korte beschrijving gegeven. Ook worden inhoudelijke en maatschappelijke in kaart gebracht. In de praktijk leidt deze fase tot ruim 100 mogelijke dreigingen en enkele tientallen ontwikkelingen. Dit is te veel informatie om nader te analyseren. Daarom worden in fase 2 de genoemde dreigingen eerst geordend en vervolgens worden de meest ‘kansrijke’ dreigingen geselecteerd. Op basis hiervan wordt in fase 3 een kwantitatieve en kwalitatieve analyse op de genoemde dreigingen en ontwikkelingen uitgevoerd. Hierbij wordt de informatie veredeld met informatie uit verschillende systemen en met kennis van experts. In fase 4 wordt per dreiging een kwantitatieve analyse uitgevoerd, waarbij scores worden toegekend aan de kans dat de dreiging zich voordoet, het gevolg (de schade) en de ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen kunnen de dreiging positief of negatief beïnvloeden. Dit leidt tot een prioritering van de dreigingen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar milieu en bouwen/brandveiligheid.
Het opstellen van een gemeenschappelijk dreigingsbeeld is een essentiële stap in het gemeenschappelijk maken van de beschikbare kennis en informatie over de milieudreigingen en het prioriteren van de belangrijkste dreigingen. Hiervoor is praktijkkennis over de dreigingen nodig. Deze praktijkkennis is vooral aanwezig bij de medewerkers die belast zijn met het opsporen en handhaven. Om die reden worden juist deze experts betrokken bij het opstellen van het dreigingsbeeld. Zij weten in welke branches zich de grootste risico’s voordoen en hoe deze risico’s zich ontwikkelen. De ervaringen worden met elkaar gedeeld, waardoor de dreigingen gemeenschappelijk worden gemaakt. Een evenwichtige selectie van de experts uit de verschillende organisaties is een belangrijke voorwaarde voor de acceptatie van de uitkomsten. Iedere organisatie heeft eigen belangen en wil deze ook naar voren brengen, zodat er rekening mee kan worden gehouden.
Om zo veel mogelijk medewerkers vanuit verschillende organisaties aan het opstellen van het Dreigingsbeeld Wabo Oost-Nederland mee te laten doen wordt gebruik gemaakt van een web-applicatie. Dit instrument stelt de betrokkenen in staat per fase in eigen tijd en tempo informatie te verstrekken. In Oost-Nederland is de applicatie per fase ongeveer twee weken operationeel geweest. Daarna heeft een projectgroep, (RUD’s Overijssel, Omgevingsdiensten Gelderland en politie) de resultaten bewerkt en is de volgende fase opengesteld. Er hebben in totaal 135 medewerkers van 8 verschillende partner-organisaties meegedaan aan het opstellen van het dreigingsbeeld. Op basis van het dreigingsbeeld Wabo Oost-Nederland zijn in 2015 (keten-)projecten gestart. Er is zorg gedragen voor de inbedding en aansturing van deze projecten in de verschillende organisaties.
Jan Willem Strebus is directeur Omgevingsdienst Veluwe IJssel en voorzitter van het regionale samenwerkingsoverleg Wabo. Charles de Vries (De Vries Advies, Holten) was programmamanager Portaal Gelderse Omgevingsdiensten. Binnen Portaal GO wordt de samenwerking met alle handhavings- en opsporingspartners voor de 7 Gelderse Omgevingsdiensten bevorderd.